Bezwaarschriften belastingheffing in box 3

De staatssecretaris van Financiën laat weten dat er wordt gewerkt aan een aanwijzing massaal bezwaar voor bezwaarschriften tegen de aanslag inkomstenbelasting 2017 voor zover het de belastingheffing in box 3 betreft. Iedere belastingplichtige die bezwaren heeft tegen zijn aanslag inkomstenbelasting moet individueel en tijdig een bezwaarschrift indienen, ook als er een aanwijzing massaal bezwaar is gegeven. De Bond voor Belastingbetalers heeft belastingplichtigen opgeroepen om bezwaar te maken tegen de belastingheffing in box 3 in de inkomstenbelasting over 2017.

Voor bezwaren tegen aanslagen betreffende de vermogensrendementsheffing over de belastingjaren tot en met 2016 geldt al een aanwijzing massaal bezwaar. Vanaf 2017 is de berekening van het forfaitaire rendement gewijzigd. Dat betekent dat de uitkomst van de lopende procedures over de jaren tot en met 2016 niet beslissend is voor de bezwaren tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor het jaar 2017 (en later). De staatssecretaris merkt op dat bezwaarschriften tegen de aanslagen IB 2017 die zijn of worden ingediend voor 15 juli 2018 en die zijn gericht tegen de berekening van het forfaitair vastgestelde rendement zullen worden behandeld als tijdig ingediende bezwaarschriften.

Tweede Kamer wil minder verschil in belastingdruk een- en tweeverdieners

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin het kabinet wordt opgeroepen om met mogelijkheden te komen om de verschillen in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners weg te nemen. Door de individualisering van de belastingheffing betalen bij een gelijk gezinsinkomen eenverdieners meer belasting dan tweeverdieners. De Kamer wil binnen een jaar een rapport van het kabinet ontvangen waarin de gevraagde mogelijkheden worden beschreven.

Scholingsuitgaven

Scholingsuitgaven zijn onder voorwaarden aftrekbaar, voor zover het totaal van de uitgaven hoger is dan een drempel van € 500. Scholingsuitgaven zijn uitgaven die worden gedaan voor het volgen van een opleiding of een studie, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Voor aftrek is vereist dat de uitgaven in direct verband staan met het leertraject.

Ter behoud van de geldigheid van zijn vliegbrevet volgde een belastingplichtige in 2012 een opleidingsprogramma. Voor de opleiding betaalde hij een bedrag aan kosten, inclusief de kosten van een medische keuring. De belastingplichtige bracht alle kosten, verminderd met de drempel, in aftrek in zijn aangifte. De medische keuring was een vereiste om een lesvlucht uit te kunnen voeren, die noodzakelijk was voor het behouden van de geldigheid van het vliegbrevet. Desondanks zijn de kosten van de medische keuring niet aan te merken als uitgaven die direct verband houden met een leertraject. Dat deel van de kosten kwam niet in aanmerking voor aftrek.

Kwalificatie eigen woning

Vermogensbestanddelen van een particulier vallen in beginsel in box 3 van de inkomstenbelasting. Er geldt een uitzondering voor de eigen woning. Deze valt in box 1. De inkomsten uit de eigen woning bestaan uit een percentage van de WOZ-waarde van de woning, verminderd met aftrekbare kosten zoals de betaalde rente van de financiering van de woning. De Wet IB 2001 stelt als voorwaarde voor de kwalificatie als eigen woning dat de woning aan de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden als hoofdverblijf ter beschikking staat. Een woning behoudt de kwalificatie eigen woning tijdens een periode van leegstand als de woning in het kalenderjaar of in een van de voorafgaande drie jaren een eigen woning was en de woning bestemd is voor verkoop. Op verzoek van een belastingplichtige kan een woning, die ten minste een jaar de eigen woning is geweest, maar die tijdelijk niet als hoofdverblijf dient, als eigen woning worden aangemerkt. Daarvoor gelden als voorwaarden dat de woning in die periode niet aan derden ter beschikking is gesteld en dat de belastingplichtige geen andere eigen woning heeft. De voorwaarde dat de woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld, houdt in dat de woning niet wordt verhuurd en dat niet wordt gedoogd dat derden de woning gebruiken. Wel is toegestaan dat een kraakwacht in de woning verblijft.

Wanneer niet aan de voorwaarden is voldaan en dus geen sprake is van een eigen woning, gaan de woning en de daarop betrekking hebbende financieringsschuld naar box 3. Het gevolg daarvan is dat de betaalde rente niet langer aftrekbaar is van het inkomen in box 1. Het is belangrijk om u daarvan bewust te zijn. Recent zijn in de rechtspraak hiervan enkele voorbeelden aan de orde geweest.

Voorbeelden
Het eerste voorbeeld betrof een echtpaar, dat in verband met de uitzending voor het werk naar het buitenland de eigen woning in Nederland verliet. De woning werd te koop gezet. In afwachting van verkoop stond het echtpaar toe dat een recent gescheiden vriendin met haar kinderen de woning bewoonde. In ruil daarvoor zou de vriendin het huis netjes houden en potentiële kopers toegang verlenen tot de woning. Tijdens de periode van uitzending werd de woning niet verkocht. Toen het echtpaar terugkeerde naar Nederland verliet de vriendin op verzoek van het echtpaar de woning. Naar het oordeel van het gerechtshof was de vriendin geen kraakwacht. Zij had voor eigen gebruik de beschikking over de gehele woning. Het echtpaar had geen voorbehoud met betrekking tot gebruik van gedeelten van de woning gemaakt en heeft in de periode van uitzending ook geen gebruik van de woning gemaakt. Naar het oordeel van het hof was de woning aan een derde ter beschikking gesteld en stond deze niet leeg in afwachting van verkoop. Er was daarom geen sprake van een eigen woning in fiscale zin.

Het tweede voorbeeld betrof het gebruik van een woning door een neef van de belastingplichtige tijdens diens verblijf in het buitenland. De neef was student en studeerde in de woonplaats van de belastingplichtige. Wanneer hij in verband met zijn studie in de buurt moest zijn, logeerde de neef in de woning van de belastingplichtige. Volgens het gerechtshof behoorde de neef niet tot het huishouden van de belastingplichtige en moest de neef dus worden aangemerkt als een derde. Het hof vond van belang dat de neef toestemming had voor het gebruik van de woning en dat sprake was van meer dan incidenteel logeren. Dat de neef slechts gebruik maakte van één slaapkamer en van de algemene voorzieningen in de woning wil volgens het hof niet zeggen dat de woning niet aan derden ter beschikking werd gesteld. Ook in dit geval geen sprake van een eigen woning in fiscale zin.

Project hinderbeperking grootschalige wegwerkzaamheden

De Wet IB 2001 kent een vrijstelling voor vergoedingen die bij grootschalige wegwerkzaamheden worden betaald aan verkeersdeelnemers om de hinder te beperken. De vrijstelling geldt voor deelnemers aan een project hinderbeperking gedurende maximaal twaalf maanden en tot een bedrag van niet meer dan € 200 per maand en € 1.200 per deelnameperiode. De voordelen voor deelnemers kunnen bestaan uit:

  • Geldelijke beloningen, uitgekeerd op de bankrekening.
  • Niet-geldelijke beloningen, zoals cadeaus, tegoedbonnen en spaarsystemen.
  • Vergoedingen voor alternatief vervoer, zoals een ov-budget of ov-kaart.

Voor zover de beloning door de werkgever van de deelnemer(s) wordt betaald, is sprake van loon uit dienstbetrekking. Daarvoor geldt deze fiscale vrijstelling niet. Wel kan de vergoeding mogelijk met toepassing van de werkkostenregeling onbelast worden uitbetaald.

De minister van Infrastructuur en Waterstaat (I en W) heeft het beleidskader vastgesteld waaraan projecten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Een aanvraag moet een omschrijving van de wegwerkzaamheden waaraan het project gekoppeld is, inclusief een planning, een onderbouwing van de verwachte verkeershinder en een inschatting van het aantal personen dat hinder ondervindt van de wegwerkzaamheden omvatten.

Voor de aanwijzing van projecten gericht op hinderbeperking geldt een budgettair belang van € 500.000 per jaar aan gederfde belastinginkomsten. Dit komt overeen met € 2.000.000 aan uitgekeerde beloningen aan deelnemers. Aanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen worden geselecteerd op volgorde van het moment van indienen. Het ministerie van I en W bevestigt schriftelijk of een aanvraag wordt aan- of afgewezen. Bij aanwijzing wordt het project in de Staatscourant gepubliceerd.

Vergoeding reiskosten aan mantelzorgers

Onder voorwaarden zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten aftrekbaar. In de Wet IB 2001 wordt omschreven welke categorieën van uitgaven aftrekbaar kunnen zijn. Het gaat onder meer om de kosten van extra gezinshulp. Voor aftrekbaarheid is vereist dat de uitgaven voor de gezinshulp meer bedragen dan een percentage van het zogenaamde verzamelinkomen voor de toepassing van de persoonsgebonden aftrek. Verder is vereist dat er aan de hand van gedagtekende facturen kan worden aangetoond dat er uitgaven voor gezinshulp zijn gedaan. Ook reiskosten kunnen aftrekbaar zijn als zorgkosten. De reiskosten moeten dan zijn gemaakt voor het vervoer van een zieke voor het ondergaan van een medische behandeling.

In een procedure was de vraag aan de orde of iemand recht had op aftrek van de vergoedingen die hij betaalde aan twee van zijn kinderen die de mantelzorg voor hun rekening namen. Naar het oordeel van zowel de rechtbank als het gerechtshof waren deze uitgaven niet aftrekbaar. Wegens het ontbreken van facturen waaruit bleek dat uitgaven voor gezinshulp waren gedaan was niet aan de vereisten voor aftrek voldaan. Op de zitting was duidelijk geworden dat de uitgaven een vergoeding voor reiskosten van de mantelzorgers vormden. Ook om die reden konden de uitgaven niet als specifieke zorgkosten in aftrek worden gebracht, aangezien de reiskosten geen betrekking hadden op het vervoer van een zieke.

Geen animo voor stapsgewijs omzetten van hypotheken

De Tweede Kamer heeft vorig jaar een motie aangenomen waarin de regering wordt gevraagd om in samenspraak met kredietverstrekkers mogelijk te maken dat hypotheken stapsgewijs worden omgezet in een vorm met lagere maandlasten. Dat zou moeten gebeuren door gebruik te maken van de mogelijkheid om ieder jaar een deel boetevrij af te lossen en dat deel over te sluiten. Op die manier zou oversluiten zonder vergoeding aan de kredietverstrekker mogelijk zijn. Wet- en regelgeving kennen geen belemmering voor stapsgewijs oversluiten.

Tijdens overleg met het Platform Hypotheken werd geconcludeerd dat de voordelen van stapsgewijs oversluiten niet opwegen tegen de nadelen. Dat geldt zowel voor stapsgewijs oversluiten bij de eigen kredietverstrekker als voor stapsgewijs oversluiten naar een andere kredietverstrekker. De vrees bestaat dat het stapsgewijs oversluiten een negatief effect zal hebben op het aanbod van lange rentevastperiodes en flexibele hypotheekvoorwaarden. Door stapsgewijs over te sluiten wordt de rentevastperiode eenzijdig en kosteloos opengebroken. Er bestaan andere laagdrempelige mogelijkheden om te profiteren van de huidige lage rente, zoals regulier oversluiten of rentemiddeling. Daarnaast ontstaat een complexe situatie wanneer er meerdere leningdelen zijn met hetzelfde onderpand bij meerdere kredietverstrekkers.

De minister van Financiën heeft aan de Tweede Kamer laten weten dat hij, gelet op de uitkomsten van het overleg, het niet opportuun vindt om aanbieders op te roepen om stapsgewijs oversluiten breed aan te bieden.

Gebruik woning tijdens verblijf in buitenland

De eigen woning van een belastingplichtige valt in box 1 van de inkomstenbelasting. Er moet een aan de waarde van de woning gerelateerd bedrag bij het inkomen worden geteld, terwijl de rente en de kosten van de financiering van de woning aftrekbaar zijn. Een woning blijft gelden als eigen woning voor de inkomstenbelasting gedurende tijdelijk verblijf elders, bijvoorbeeld in het buitenland. Gedurende deze periode mag de woning niet aan derden ter beschikking worden gesteld en mogen de belastingplichtige en zijn partner geen andere eigen woning hebben. Wordt niet aan de voorwaarden voldaan, dan valt de woning niet langer onder de eigenwoningregeling en gaat deze van box 1 naar box 3. De betaalde hypotheekrente is dan niet aftrekbaar. Gebruik van de woning tijdens het verblijf elders door mensen die deel uitmaken van het huishouden van de belastingplichtige is toegestaan.

Naar het oordeel van Hof Den Bosch kwalificeert het gebruik van een woning door een neef van de belastingplichtige als het ter beschikking stellen van de woning aan een derde. Volgens het hof behoorde de neef niet tot het huishouden van de belastingplichtige en moest de neef dus worden aangemerkt als een derde. De neef logeerde in de woning van de belastingplichtige wanneer hij voor zijn studie in de buurt moest zijn. Het hof vond van belang dat de neef toestemming had voor het gebruik van de woning en dat sprake was van meer dan incidenteel logeren. Dat de neef slechts gebruik maakte van één slaapkamer en van de algemene voorzieningen in de woning wil niet zeggen dat de woning niet aan derden ter beschikking werd gesteld.
Het hof was van oordeel dat de inspecteur de woning terecht niet als eigen woning heeft aangemerkt.

Herinvesteringsreserve en emigratie

De Wet IB 2001 bevat een bepaling die tot gevolg heeft dat bij het overbrengen van vermogensbestanddelen van een in Nederland gedreven onderneming naar het buitenland belasting wordt geheven over de meerwaarde wanneer de ondernemer niet langer binnenlands belastingplichtig is. De wet bevat verder een eindafrekeningsbepaling. Op grond van deze bepaling worden niet eerder in aanmerking genomen voordelen uit onderneming gerekend tot de winst over het kalenderjaar waarin een ondernemer ophoudt in Nederland winst uit de onderneming te genieten.

De vraag in een procedure was of een van deze bepalingen tot gevolg heeft dat een door een ondernemer gevormde herinvesteringsreserve bij zijn emigratie moet vrijvallen. Hof Arnhem-Leeuwarden was van oordeel dat de eerste bepaling niet van toepassing is omdat een herinvesteringsreserve geen vermogensbestanddeel is dat naar het buitenland kan worden verplaatst of kan worden vervreemd. Ook de eindafrekeningsbepaling had volgens het hof niet tot gevolg dat over de herinvesteringsreserve inkomstenbelasting moest worden betaald. De ondernemer had ook na zijn emigratie nog ondernemingsvermogen in Nederland. Daarom is hij in het jaar van emigratie niet opgehouden in Nederland uit de onderneming winst te genieten.

De Hoge Raad is van mening dat het hof terecht heeft geoordeeld dat een herinvesteringsreserve geen bestanddeel van het vermogen van een onderneming is. Volgens de Hoge Raad vloeit uit het feit dat de ondernemer op de balans per 31 december van het jaar van emigratie nog steeds een herinvesteringsreserve aanhield voort dat de ondernemer in dat jaar niet is opgehouden in Nederland winst uit onderneming te genieten. Daarom werd aan eindafrekening niet toegekomen.

Plannen regeerakkoord slecht voor mkb

In een brief aan de bewindslieden van Financiën hebben vier organisaties van accountants en belastingadviseurs erop gewezen dat maatregelen die in het regeerakkoord zijn opgenomen niet gunstig zijn voor het mkb. Gedoeld wordt op maatregelen die de IB-ondernemer en de dga met zijn bv treffen. Door de aangekondigde invoering van een tweeschijvenstelsel in 2021 gaan werknemers erop vooruit. Dat voordeel geldt ook voor de IB-ondernemer, maar dit wordt verminderd doordat de mkb-winstvrijstelling dan tegen het laagste belastingtarief in aftrek wordt gebracht. Het voordeel van de aangekondigde verlaging van het Vpb-tarief wordt gecompenseerd door een verhoging van het tarief in box 2 van de inkomstenbelasting. Die verhoging geldt ook voor eerder behaalde winsten wanneer zij in 2020 of later worden uitgekeerd.

De organisaties merken op dat het regeerakkoord ook enkele maatregelen omvat die de bv, en daarmee de dga, treffen en de IB-ondernemer ontzien. Het gaat om de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot op 100% van de WOZ-waarde en de verkorting van de voorwaartse verliesverrekening tot zes jaren. Er is nu al een verschil in achterwaartse verliesverrekening ten nadele van de bv. Voor de IB-ondernemer bedraagt de termijn drie jaren, voor de bv is dit één jaar.

De organisaties bepleiten dat:

  1. de mkb-winstvrijstelling aftrekbaar blijft tegen het marginale tarief in box 1;
  2. het ab-tarief in box 2 voor dga’s 25% blijft;
  3. het verschil in belastingdruk over het ondernemersloon tussen de IB-ondernemer en de dga verkleind wordt.

Bij een vergelijking van de in het regeerakkoord opgenomen plannen voor het mkb met de voorstellen voor het grote internationale bedrijfsleven komt het mkb er volgens deze organisaties bekaaid vanaf.