Optimaliseer de investeringsaftrek

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) is een aftrekpost, die is bedoeld om de investeringen in bedrijfsmiddelen te stimuleren. De KIA bedraagt voor investeringen boven € 2.300 tot een bedrag van € 56.642 28% van het investeringsbedrag. Het maximum van de KIA is € 15.863. Het bedrag van de KIA blijft tot een investeringsbedrag van € 104.891 gelijk, om daarna af te nemen. Vanaf een investeringstotaal van € 314.673 ontvangt u geen KIA meer. Het optimum van de KIA ligt bij een investeringsbedrag van € 56.642. Voor 2019 zal dat door indexering iets hoger uitvallen. Door uw investeringen slim te plannen kunt u de KIA optimaliseren. De KIA geldt niet voor alle bedrijfsmiddelen, er zijn uitzonderingen.

Plan de verkoop van bedrijfsmiddelen
Bij de verkoop van bedrijfsmiddelen, waarvoor u eerder KIA hebt gehad, moet u een deel van het genoten voordeel terugbetalen als de verkoop plaatsvindt binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar van aanschaf. Stel de verkoop zo mogelijk uit tot na het vijfde jaar om een desinvesteringsbijtelling bij de winst te voorkomen.

Extra investeringsaftrek
In aanvulling op de KIA heeft u mogelijk recht op energie-investeringsaftrek (EIA) of op milieu-investeringsaftrek (MIA). U heeft recht op EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen. De EIA bedraagt 55% van het investeringsbedrag. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 120 miljoen. U heeft recht op MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen in de MIA/Vamillijst. Deze lijst wordt ieder jaar gewijzigd. Wilt u zeker zijn dat u met uw investering in aanmerking komt voor MIA dan moet u nog dit jaar investeren.

Aanvraag tijdig indienen
U moet aanvragen voor EIA, MIA en Vamil binnen drie maanden na het aangaan van investeringsverplichtingen hebben ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Benut de werkkostenregeling

Uitgangspunt van de werkkostenregeling is dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers loon vormen, ook als het gaat om kosten die 100% zakelijk zijn. Er is een vrije ruimte waarbinnen vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij gegeven kunnen worden. De vrije ruimte bedraagt 1,2% van de fiscale loonsom. Is het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemer hoger dan de vrije ruimte, dan moet u over het meerdere een zogenaamde eindheffing van 80% betalen. Het verdient daarom aanbeveling om de vrije ruimte goed in de gaten te houden. Controleer of u de vrije ruimte volledig benut in 2018. Wijs eventueel extra vergoedingen aan die ten laste van de vrije ruimte komen. Houd daarbij wel rekening met vergoedingen en verstrekkingen die u nog voor de jaarwisseling gaat doen.

Belastingvrije bonussen?
Bonussen en andere eindejaarsuitkeringen zijn doorgaans bruto. Ga eens na of u deze uitkeringen geheel of gedeeltelijk belastingvrij kunt doen, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoeding voor reiskosten. Mogelijk hebt u nog een deel van de vrije ruimte over om bonussen belastingvrij uit te betalen.

Niet alle vergoedingen gaan ten laste van de vrije ruimte
Voor bepaalde vergoedingen en verstrekkingen gelden aparte vrijstellingen. Deze vrijstellingen komen niet ten laste van de vrije ruimte. Wanneer de vergoeding hoger is dan de daarvoor geldende norm, dan is het deel boven de norm belastbaar loon van de werknemer. Er zijn ook verstrekkingen die op nihil worden gewaardeerd. Daarvoor hoeft dus geen bedrag bij het loon geteld te worden.

Verhoging lage btw-tarief

Het lage tarief van de btw is onder meer van toepassing op eerste levensbehoeften en op een aantal arbeidsintensieve diensten. Onderdeel van Belastingplan 2019 is een verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9% met ingang van 1 januari 2019. Er komt geen overgangsmaatregel. Dat betekent dat het moment waarop de btw verschuldigd is, bepaalt hoe hoog het lage btw-tarief is.

Vooruitbetalingen
Op in 2018 ontvangen vooruitbetalingen is het tarief van 6% van toepassing, ongeacht wanneer de factuur wordt verzonden of wanneer de prestatie wordt verricht. Wil sprake zijn van een vooruitbetaling, dan moeten alle relevante elementen van de prestatie bekend zijn op het moment van de betaling.

Reguliere betalingen
Voor reguliere betalingen voor prestaties maken we onderscheid tussen drie situaties.

  1. Bij toepassing van het kasstelsel is btw verschuldigd op het moment waarop de betaling wordt ontvangen. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%. Is dat in 2019, dan is het tarief 9%.
  2. Heeft de ondernemer een factureringsplicht, dan is de btw verschuldigd op het moment van uitreiken van de factuur. Een factureringsplicht geldt voor prestaties aan andere ondernemers en aan rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Ook geldt een factureringsplicht voor afstandsverkopen en intracommunautaire leveringen. Als de prestatie nog niet is verricht, is er nog geen factureringsplicht. 
  3. Heeft de ondernemer geen factureringsplicht en past hij niet het kasstelsel toe, dan is de btw verschuldigd op het moment waarop de prestatie wordt verricht. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%; is dat in 2019, dan geldt het tarief van 9%. Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt is niet van belang in dit geval.