Aanmelden stikstofdifferentiatie

Agrarische ondernemers, die de afgelopen drie jaar bovengemiddelde opbrengsten hadden met suikerbieten, fritesaardappelen, tarwe of gerst op klei, mogen onder voorwaarden extra stikstof gebruiken. De genoemde gewassen moeten zelf of via een gespecialiseerd sorteerbedrijf aan de verwerkende industrie geleverd worden. Zij maakt van de tarwe en gerst producten voor menselijke of dierlijke consumptie en van suikerbieten of fritesaardappelen producten voor menselijke consumptie. Een bovengemiddelde opbrengst betekent voor wintertarwe en -gerst een opbrengst van meer dan 9 ton, voor zomertarwe meer dan 8 ton, voor zomergerst meer dan 7 ton, voor suikerbieten meer dan 75 ton en voor aardappelen meer dan 50 ton, dit alles per hectare.

Aanmelding is mogelijk tot en met 15 mei. Alle relevante gegevens moeten minimaal vijf jaar bewaard worden.

Openstelling fosfaatbank in 2022

De minister van LNV streeft er naar om de fosfaatbank dit jaar open te stellen, zodat grondgebonden (jonge) landbouwers die een ontheffing ontvangen, daarvan per 1 januari 2023 gebruik kunnen maken. De minister wil de fosfaatbank niet extra toespitsen op de biologische landbouw of bedrijven die op een andere manier extra inspanningen doen om te verduurzamen, waar in Kamermoties om was verzocht.

Vulling fosfaatbank en uitgifte rechten

De fosfaatbank wordt gevuld met de rechten die worden afgeroomd bij overdrachten. Om in aanmerking te komen voor rechten uit de fosfaatbank moet een melkveehouder een aanvraag doen en daarbij de door hem/haar gewenste rechten vermelden

Voorwaarden

In de Meststoffenwet en de staatssteunbeschikking behorende bij de invoering van het fosfaatrechtenstelsel zijn specifieke bepalingen opgenomen over de reikwijdte en de inzet van de fosfaatbank. De belangrijkste voorwaarden zijn;

  • De fosfaatbank dient ter bevordering van de grondgebondenheid. Niet grondgebonden bedrijven kunnen geen aanspraak maken op de fosfaatbank.
  • Uit de fosfaatbank worden geen fosfaatrechten verkregen, maar slechts niet verhandelbare rechten (ontheffingen) voor een maximale periode van vijf jaar.
  • Een vrijstelling of ontheffing wordt uitsluitend gegeven voor milieudoelstellingen die verder gaan dan die welke op grond van de voor de betrokken ondernemingen verplichte Unie-normen zouden zijn bereikt.
  • De ontheffingen worden toegekend via een loterijsysteem, waarbij de kansen voor toekenning voor jonge landbouwers worden verdubbeld.
  • De vanuit de fosfaatbank toegekende ontheffingen kunnen niet worden gebruikt om de productie te rechtvaardigen, die voorheen onder reguliere verhandelbare fosfaatrechten viel.

De fosfaatbank is volgens de minister geen instrument om knelgevallen tegemoet te komen. De fosfaatbank is een milieumaatregel ter bevordering van grondgebondenheid en het stimuleren van jonge landbouwers in Nederland.

Aan- of verkoop VVO’s regelen voor 1 januari

Bedrijven met een fosfaatoverschot moeten, afhankelijk van de regio en behoudens enkele vrijstellingen, een deel van dit overschot laten verwerken. Daarbij bestaat ook de mogelijkheid om de mestverwerkingsplicht over te dragen aan of over te nemen van een ander bedrijf door het sluiten van een vervangende verwerkingsovereenkomst (VVO). Deze overeenkomst dient uiterlijk 31 december 2021 gemeld te worden bij de RVO.nl. Beide partijen dienen daarvoor de overeenkomst middels eHerkenning te ondertekenen. Het is raadzaam om nu te bepalen of u aan de verwerkingsplicht heeft voldaan of dat er nog een VVO moet worden afgesloten.

Bij het maken van de berekening in hoeverre aan de verwerkingsplicht is voldaan, is het belangrijk goed te kijken of de geregistreerde verwerkte hoeveelheid fosfaat reëel en aannemelijk is. Met name bij de afvoer van de dikke fractie na mestscheiding komen in de praktijk nogal eens gehalten voor die niet realistisch zijn en tot bijstelling door RVO.nl leiden. Dat de hoge gehalten blijken uit een analyseverslag is zonder een aannemelijke verklaring niet relevant.

Er kan geen VVO worden afgesloten in het geval het ene bedrijf voor meer dan de helft dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, van kippen of kalkoenen produceert en het andere bedrijf voor meer dan de helft dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, van één of meer andere diersoorten produceert.

Gehalten dikke fractie na mestscheiding niet aannemelijk

Na een NVWA-controle legde RVO.nl mestboetes met een totaalbedrag van bijna € 44.000 op aan een melkveehouder. De boetes hadden betrekking op overschrijding van gebruiksnormen, het niet voldoen aan de eigen mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht in het kader van de Verantwoorde Groei Melkveehouderij, het niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie en het niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens in het jaar 2016. De opgelegde boetes waren met name terug te voeren op de afvoer van één vracht dikke fractie na mestscheiding (mestcode 13) op 15 december 2016. RVO.nl betwistte niet dat op die dag mest was afgevoerd, maar had deze vracht buiten beschouwing gelaten omdat sprake zou zijn van onaannemelijk hoge stikstof- en fosfaatgehaltes en een onaannemelijk hoog percentage droge stof. Er zou 36 ton dikke fractie zijn afgevoerd met 15,5 kg fosfaat per ton en 33,61 kg stikstof per ton. Ter vergelijking: forfaitair bevat deze dikke fractie 9,8 kg fosfaat en 16,9 kg stikstof per ton.

De rechtbank oordeelde dat RVO.nl terecht heeft gesteld dat de fosfaat- en stikstofgehaltes, die de afgevoerde dikke fractie zou bevatten, niet konden passen bij de gehalten van de rundveedrijfmest, die de mestscheider was ingegaan. Ook werd het de melkveehouder aangerekend dat hij niet beschikte over een sluitende administratie betreffende de mestscheiding. Daardoor kon de (on)juistheid van de gehaltes van de afgevoerde mest niet worden geverifieerd. De melkveehouder slaagde er niet in te bewijzen dat de hoge gehalten waren ontstaan door nadroging van de mest, zoals hij stelde. Wel mocht RVO.nl de betwistte vracht niet geheel schrappen. Zij had moeten vaststellen wat de werkelijke situatie was, zeker nu zij niet betwistte, dat op die dag een vracht mest was afgevoerd. De melkveehouder had terecht gesteld dat het uiterst onaannemelijk was dat deze dikke fractie helemaal geen fosfaat of stikstof bevatte. De rechtbank droeg RVO.nl op hierover een standpunt in te nemen en hield iedere verdere beslissing aan.

Regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven geldt ook in derde kwartaal

De regeling ongedekte vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven (OVK) is ook voor het derde kwartaal van 2021 opengesteld. De aanleiding hiervoor is dat veel landbouwbedrijven tegen het voor de TVL geldende maximum aan subsidie van € 225.000 aanlopen. Dat maximum is gesteld in het Europese staatssteunkader. De noodzaak voor een aanvullende regeling is daardoor groot.

De OVK voor het derde kwartaal wijkt qua voorwaarden niet af van de voorgaande regeling. Het tijdelijke steunkader van de EU bepaalt dat alle steun uiterlijk op 31 december 2021 moet zijn verleend. De regeling vervalt daarom per die datum. Dat betekent dat na 31 december 2021 er geen grondslag meer is om subsidie te verlenen en voor 1 januari 2022 een besluit over het verstrekken van subsidie moet zijn genomen.

Vooruitlopend op de publicatie van deze regeling is het loket voor de OVK bij RVO.nl al op 14 oktober 2021 geopend.

Landbouwnormen 2019 gepubliceerd

Het Platform Landbouw heeft de ‘Landelijke Landbouwnormen 2019’ gepubliceerd. Deze publicatie bevat de normbedragen voor 2019 voor de meest gangbare kostenposten en voor bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden voor agrarische bedrijven. Deze normen gelden alleen voor ondernemers en alleen voor agrarische activiteiten in Nederland. Ondernemers moeten de normen gebruiken om de jaarwinst van hun bedrijf te bepalen en bij de verwerking daarvan in de aangiften inkomstenbelasting en/of vennootschapsbelasting. Alle bedragen in de Landbouwnormen worden vermeld exclusief omzetbelasting.

Voor de biologische land- en tuinbouw zijn er geen aparte normen, omdat deze sector te divers is om er normen voor te ontwikkelen. Afwijken van de landbouwnormen is alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Afwijkingen moeten in de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting worden vermeld, met opgave van redenen voor de afwijking. De normbedragen zijn gebaseerd op kostprijsberekeningen. Bij eigen verbruik en privégebruik is geen sprake van normen, maar van richtbedragen. Van de richtbedragen mag worden afgeweken mits aannemelijk gemaakt kan worden waarom deze niet van toepassing zijn.

Het Platform Landbouw is een samenwerkingsverband van de Belastingdienst en LTO Nederland.

Subsidieregeling sanering varkenshouderij

De eerder dit jaar aangekondigde en in concept gepubliceerde Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv) is definitief vastgesteld. De regeling is op 11 oktober in de Staatscourant geplaatst. De Srv biedt varkenshouders die willen stoppen een marktconforme vergoeding voor het varkensrecht en een vergoeding voor het waardeverlies van de stallen. De regeling wordt op 25 november opengesteld. Het varkensrecht van stoppende boeren wordt opgekocht en uit de markt genomen. Hierdoor zal het aantal varkens in Nederland afnemen. De hoogte van de vergoeding voor het varkensrecht wordt enkele dagen voordien vastgesteld op basis van de dan geldende marktprijs. Varkenshouders die deelnemen aan de Srv mogen geen nieuwe varkenshouderij starten.

Inschrijving voor deelname aan de regeling is mogelijk van 25 november 2019 tot 15 januari 2020. De aanmelding verloopt via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

Bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren

In het regeerakkoord heeft het kabinet de komst van een bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren aangekondigd. Dat fonds dient om de overname van het gezinsbedrijf en investeringen in innovatie te financieren. De minister van Landbouw heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van het bedrijfsovernamefonds uiteengezet.

Het fonds is niet bedoeld voor de financiering van de bedrijfsovername zelf, omdat daarvoor andere instrumenten bestaan zoals de Borgstellingsregeling Landbouw. De minister wil overnemende en startende agrarische ondernemers uitdagen om bij de bedrijfsovername te investeren in innovatieve en duurzame bedrijfsontwikkeling. De aanvullende investeringen moeten op basis van een reële begroting van het investerings- of bedrijfsplan bijdragen aan een of meer toetsingscriteria van de Landbouwvisie. De aankoop van extra grond en van dieren- en fosfaatrechten wordt uitgesloten van het fonds vanwege het prijsopdrijvende effect.

Het beschikbare budget bedraagt € 75 miljoen. De minister wil € 64 miljoen gebruiken voor een nieuwe Garantieregeling Vermogensversterkend Krediet (VVK) en € 11 miljoen voor het opzetten van een opleidings- en coachingstraject. De Garantieregeling VVK moet het voor financiers aantrekkelijker maken om achtergestelde leningen te verstrekken. Onderzocht wordt om de Garantieregeling VVK als een nieuwe regeling onder de bestaande Borgstelling MKB-Landbouwkredieten te brengen en uit te laten voeren door RVO.nl. Door gebruik te maken van een bestaande regeling kan de nieuwe regeling relatief snel en gemakkelijk operationeel worden.
Het opleidings- en coachingstraject is bedoeld om het agrarisch ondernemerschap te versterken. Er zal cursusmateriaal worden ontwikkeld om boeren inzicht te geven in wat er komt kijken bij de overname van een gezinsbedrijf. Het is de bedoeling dat de nieuwe regeling voor de zomer operationeel is.

Dijkpercelen in het GLB en de Meststoffenwet

Dijken (waterkeringen) tellen niet zonder meer mee voor de Meststoffenwet en de uitbetaling van betalingsrechten. Vanaf dit jaar tellen primaire waterkeringen niet meer volledig mee voor de Meststoffenwet.

Primaire waterkeringen
Primaire waterkeringen zijn zeedijken en dijken langs grote waterwegen en meren. De hoofdfunctie is waterkering en geen landbouw. De beschikkingsmacht en het exclusieve gebruiksrecht liggen bij Rijkswaterstaat. De primaire waterkering is daarom (natuurlijk) grasland met hoofdfunctie natuur (gewascode 336 in Gecombineerde opgave). Of er sprake is van een primaire waterkering kan men zien op de websitehttps://waterveiligheidsportaal.nl.

Niet-primaire waterkeringen
Niet-primaire waterkeringen kan men wel blijven gebruiken voor de uitbetaling van de betalingsrechten en de Meststoffenwet, mits verder aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze kan men opgeven met gewascode 265 (blijvend grasland).

Primaire waterkeringen en uitbetaling betalingsrechten
Primaire waterkeringen zijn wel subsidiabel wanneer men de dijken feitelijk in gebruik heeft en er landbouwactiviteiten worden uitgevoerd.

Primaire waterkeringen en de Meststoffenwet
Voor de Meststoffenwet moet de hoofdfunctie van de grond ‘landbouw’ zijn en men moet de feitelijke beschikkingsmacht en het exclusieve gebruiksrecht hebben. Primaire waterkeringen tellen daarom niet mee voor de gebruiksnormen en derogatie (80%-graslandeis). Wel tellen ze mee voor de grondgebondenheid en de mestverwerkingsplicht.

Wanneer er mest wordt aangewend op de primaire waterkeringen, zal in alle gevallen een vervoersbewijs dierlijke meststoffen opgemaakt moeten worden. Worden de primaire waterkeringen beweid, dan is er sprake van uitscharen. Voor de gebruiksnormenberekening zal men dan het aantal uitgeschaarde dieren en de uitschaarduur moeten vastleggen in de administratie, zodat de mestproductie tijdens het uitscharen buiten de berekening kan worden gehouden. Op deze percelen mag maximaal 70 kg fosfaat en 170 kg stikstof per hectare per jaar aangewend worden, tenzij er in de pachtovereenkomst een lagere norm is overeengekomen.

Fosfaatrechten komen toe aan opfokker

De rechtbank heeft onlangs in een zaak tussen een melkveehouder en jongvee-opfokker geoordeeld dat de fosfaatrechten geheel toekomen aan de opfokker. De melkveehouder had zijn jongvee tussen maart 2015 en maart 2017 laten opfokken door de jongvee-opfokker. Daarna beëindigde hij de opfokovereenkomst. De melkveehouder vroeg de opfokker mee te werken aan het indienen van het formulier ‘In- en uitscharen’ teneinde het aan hem toegekende aantal fosfaatrechten te laten verhogen met de rechten voor de bij de opfokker gestalde dieren op 2 juli 2015. De opfokker weigerde dit.

De voorzieningenrechter stelde vast dat het feitelijk houderschap en niet de eigendomssituatie (op 2 juli 2015) doorslaggevend is voor de toekenning van de fosfaatrechten. Dit betekende dat de fosfaatrechten voor het uitgeschaarde vee in beginsel bij de opfokker berusten. De opfokker heeft niet onrechtmatig gehandeld door geen instemming te geven aan het formulier. Daarbij is redengevend dat het gedurende circa twee jaar opfokken van jongvee verder lijkt te gaan dan alleen het in- en uitscharen van vee, gelet op de duur en intensiteit.

Ook hebben opfokkers behoefte aan en recht op fosfaatrechten. Zonder die rechten kan hun bedrijf niet bestaan. De melkveehouder was ook na afloop van de overeenkomst zijn jongvee niet zelf gaan opfokken, maar had daarvoor een ander gevonden. De melkveehouder had de rechten van de opfokker dan ook niet nodig om zijn bedrijf en de omvang daarvan, zoals die was op 2 juli 2015, te borgen.